Bouwbesluit Online 2012


Artikel 3.48.

Dit artikel heeft als doel te waarborgen dat de door de mens veroorzaakte concentratie van kooldioxyde in een verblijfsgebied, verblijfsruimte, toiletruimte of badruimte op een aanvaardbaar peil kan worden gehouden en geurstoffen in voldoende mate kunnen worden afgevoerd.

De hoeveelheid luchtverversing van een verblijfsgebied of verblijfsruimte wordt bepaald aan de hand van zogenoemde bezettingsgraadklassen. Het is de bedoeling dat de aanvrager van een bouwvergunning voor een utiliteitsgebouw de klasse aangeeft die naar zijn oordeel van toepassing is. Daarbij zal de aanvrager moeten uitgaan van de hoogste bezetting waarop hij voor de betrokken bestemming rekent. Het uitgaan van een bezettingsgraadklasse voor de bepaling van de capaciteit van de ventilatievoorziening betekent in de praktijk dat het verblijfsgebied of de verblijfsruimte door niet méér personen mag worden gebruikt dan het aantal dat bij de opgegeven klasse behoort. Dit vloeit voort uit de gebruiksvoorschriften van de gemeentelijke bouwverordening. Wordt een deel van een gebouw op twee verschillende manieren gebruikt, dan moet het ook als twee gebruiksfuncties worden aangevraagd. In dat geval geldt de bezettingsgraadklasse waarvoor de zwaarste eis geldt.

Wat betreft de hoogte van de eisen gaan de voor een verblijfsgebied en een verblijfsruimte van een woonfunctie voorgeschreven capaciteit van 0,9 dm3/s respectievelijk 0,7 dm3/s per m2 vloeroppervlakte uit van gemiddeld één persoon per 7 m2 verblijfsruimte. Voor de oppervlakte van een verblijfsgebied is voorts aangenomen dat deze gemiddeld ten minste 10% groter is dan de som van de daarbinnen gelegen verblijfsruimten. Hiermee stemmen de eisen overeen met het advies van de Gezondheidsraad inzake ventilatie van 19841, waarin een minimum luchtverversing wordt aanbevolen van 25 m3/h (=7∙10-3 m3/s) per persoon. Om te waarborgen dat in het kleinst denkbare verblijfsgebied of de kleinst denkbare verblijfsruimte van 4 m2 in een woonwagen en van 5 m² in een woning toch voldoende ventilatie aanwezig is, zoals bedoeld in het advies van de Gezondheidsraad, is als ondergrens een capaciteit van 7∙10-3 m3/s voorgeschreven. Voor een verblijfsruimte is een zwaardere eis gesteld dan tot 31 december 2002 op grond van het Bouwbesluit heeft gegolden. De gegeven vangneteis kon tot te ongezonde situatie leiden, afgezet tegen het advies van de Gezondheidsraad.

De noodzakelijke ventilatiecapaciteit voor een verblijfsgebied en een verblijfsruimte van een niet tot bewoning bestemde gebruiksfunctie is feitelijke afhankelijk van:

a.het aantal personen per vierkante meter vloeroppervlakte van dat gebied of die ruimte, uitgedrukt in klassen van de bezettingsgraad, en
b.de klasse van de ventilatie,

zoals uitgelegd in het algemeen deel van deze toelichting. De achtergronden voor de ventilatieklassen zijn beschreven in het TNO Bouw rapport 94 BBI 1537. In dat rapport is ook de vertaling naar ventilatie-capaciteiten aangegeven per klasse.

De grenswaarden voor een bijeenkomstfunctie voor kinderopvang gelden voor de gehele functie voor kinderopvang en niet alleen voor de ruimten waarin geslapen wordt. De vereiste waarden zijn ontleend aan de rapportage ‘Bouwbesluit 2003 toegespitst op kinderopvang’ (Van Overveld Bouwbesluit Advies bv, oktober 2002).

Voor een kantoorfunctie en een overige gebruiksfunctie voor het stallen van motorvoertuigen wordt uitgegaan van een vaste minimum capaciteit, ongeacht de klasse van de bezettingsgraad. Gemakshalve is daar ook tabel 3.16.1 voor gebruikt, zodat het lijkt alsof er een relatie bestaat tussen de klasse van de bezettingsgraad en de noodzakelijke ventilatie.

Bij het stellen van de eisen ten aanzien van verblijfsruimten is er van uitgegaan dat de eisen betreffende de ventilatie van een verblijfsgebied voldoende ventilatie binnen dat gehele gebied waarborgen. De eisen gesteld aan verblijfsruimten gelden uitsluitend als vangnet.

Het voorschrift van het derde lid voor een verblijfsgebied of verblijfsruimte met een kook- of warmwatertoestel is erop gericht dat geurstoffen, bij normale verbranding vrijkomende dampen en overmatige waterdampproductie die daar kunnen ontstaan in korte tijd kunnen worden afgevoerd en verbrandingslucht kan worden toegevoerd. Door de beperking van dit voorschrift tot toestellen met een nominale belasting van 15 kW is het niet toereikend voor ruimten waarin een of meer toestellen zijn geplaatst met een grotere nominale belasting. Voor zulke gevallen is of sprake van een meldingplichtige inrichting in de zin van de Wet milieubeheer waarvoor afzonderlijke technische voorschriften zijn gegeven of er is een vergunning op grond van artikel 8.1 van de Wet milieubeheer vereist. In die vergunning kunnen op de specifieke situatie toegesneden eisen worden gesteld aan de luchtverversing.

De in het vierde lid voorgeschreven capaciteit voor een toiletruimte is zodanig dat verontreinigde lucht in korte tijd kan worden afgevoerd. De voor een badruimte voorgeschreven capaciteit is afgestemd op het afvoeren van een overmaat aan waterdamp binnen zodanige tijd dat schimmelvorming wordt voorkomen.

Het vijfde lid regelt dat in een woning of vakantiewoning de verblijfsgebieden één voor één moeten worden beoordeeld en de ventilatie niet gelijktijdig in alle verblijfsgebieden tegelijk aanwezig moet zijn. De gedachte hierachter is dat niet alle verblijfsgebieden gelijktijdig door alle gebruikers worden gebruikt die in dit verblijfsgebied kunnen vertoeven. Anders gezegd, personen kunnen allemaal slapen of allemaal in de woonkamer/keuken aanwezig zijn. De regulering leidt er verder toe dat de afvoercapaciteit van de ventilatievoorzieningen van een woning niet groter hoeft te zijn dan de noodzakelijke ventilatiecapaciteit van het grootste verblijfsgebied van de woning.

Het zesde lid ziet er op toe dat in de utiliteitsbouw in alle verblijfsgebieden gelijktijdig de volle ventilatiecapaciteit aanwezig kan zijn. Immers, alle verblijfsgebieden kunnen gelijktijdig door het maximale aantal mensen waarvoor dat gebied is ontworpen, worden gebruikt.

Omdat gemeenschappelijke verblijfsgebieden door gebruikers van verschillende woningen kunnen worden gebruikt en daarbij niet de situatie aanwezig hoeft te zijn dat slechts personen in een deel van het verblijfsgebied aanwezig zullen zijn, zullen op grond van het zevende lid alle gemeenschappelijke verblijfsgebieden gelijktijdig met de volle capaciteit moeten kunnen worden geventileerd.

OPMERKING Nico Scholten

1 “Het binnenhuisklimaat, in het bijzonder een ventilatieminimum, in Nederlandse woningen”, Gezondheidsraad, 1984.

Uw gekozen filters:

Type

Gebruiksfuncties