Bouwbesluit Online 2012


6.2.2 Werking van het wettelijk stelsel

Sommige partijen vinden dat te veel verantwoordelijkheid wordt gelegd bij de monteur. Zo vinden zij het onterecht dat een monteur die aan een defecte brander werkt ook verantwoordelijk is voor de montage en werking van bijvoorbeeld de rookgasafvoer, omdat deze rookgasafvoer na inbouw niet zichtbaar is. Ook wordt opgemerkt dat het niet zo kan zijn dat een monteur die slechts de batterijen van de ontsteker vervangt meteen ook verantwoordelijk is voor het koolmonoxidevrij opereren van de gehele installatie. In dat verband wordt gevraagd of het wijzigingsbesluit de mogelijkheid biedt om de certificaathouder deelwerkzaamheden te laten melden, waaruit blijkt welke potentieel koolmonoxide gevaar opleverende werkzaamheden hij heeft uitgevoerd en welke niet. Gevraagd wordt een systeem te overwegen waarbij de totale verantwoordelijkheid blijft rusten bij degene die het toestel de eerste keer in gebruik heeft genomen en waarbij vervolgwerkzaamheden aan de eerste ingebruiksteller moeten worden gemeld. Ook wordt gesteld dat niet de certificaathouder of CBI verantwoordelijk is voor een veilige installatie, maar de eigenaar van het bouwwerk. Verder is aangegeven dat de verkoop van gasverbrandingstoestellen aan particulieren en niet-erkende installateurs zou moeten worden verboden en dat verkoop van gasverbrandingsapparatuur alleen mag plaatsvinden aan de erkende of gecertificeerde installateur. Ook is opgemerkt dat dit nieuwe stelsel met bijbehorende lasten te laat komt omdat Nederland toch al van het gas afgaat.

Verder zijn enkele vragen gesteld over de plaatsing en werking van dit stelsel in breder verband. Zo wordt gevraagd of de in de toelichting opgenomen verwijzing naar het nationaal actieplan voor gereglementeerde beroepen correct is, omdat het stelsel niet ziet op persoonscertificatie maar betrekking heeft op de werkzaamheden die een bedrijf uitvoert. Ook is naar voren gebracht dat het niet duidelijk is wat er met het voorgenomen artikel 1.35, zevende lid, (thans artikel 1.36, negende lid) wordt beoogd. Voorgesteld wordt om dit artikel te schrappen, omdat de vergoeding voor de aanvraag van een certificaat een marktgelegenheid is en geen overheidstaak. Voorts wordt aangegeven dat de CBI’s bij procescertificatie niet de taak zouden moeten hebben om een overzicht bij te houden van medewerkers van de certificaathouders die gekwalificeerd zijn voor specifieke werkzaamheden. Die verantwoordelijkheid hoort bij de certificaathouder te liggen; de CBI is niet medeverantwoordelijk voor de kwalificatie van medewerkers van de certificaathouders. Verder wordt onder verwijzing naar paragraaf 2.4 van de toelichting opgemerkt dat het mogelijk is dat een certificatieschema invulling geeft aan aanvullende, niet verplichte eisen. Daarbij wordt aangegeven dat het in een dergelijk geval onduidelijk is hoe moet worden omgegaan met eisen die vallen buiten de aanwijzing in het kader van dit stelsel. Het normalisatie instituut NEN verzoekt in het wijzigingsbesluit ook aandacht te besteden aan normen en richtlijnen.

Met dit stelsel is gekozen voor procescertificering omdat hiermee de veiligheid van installaties na uitgevoerde werkzaamheden het beste wordt geborgd. Binnen dit stelsel van procescertificering is het (installatie)bedrijf verantwoordelijk voor de inbedrijfstelling van de gasverbrandingsinstallatie op locatie. Ook als de uitgevoerde werkzaamheden hier zelf geen betrekking op hebben, moet de installateur van het bedrijf bij inbedrijfstelling van de gasverbrandingsinstallatie controleren of de rookgasafvoer en toevoer van verbrandingslucht en de aansluiting van beiden op het gasverbrandingstoestel veilig zijn en mag hij de installatie pas in bedrijf stellen als de gehele installatie veilig is bevonden. Het stelsel voorziet daarmee in een gedegen controle op de uitgevoerde werkzaamheden en veilige inbedrijfstelling van de installatie als geheel. Het is daarmee ook niet mogelijk om alleen voor een deel van de werkzaamheden of een deel van de installatie de verantwoordelijkheid te dragen. Voor specifieke werkzaamheden zoals aan rookgasafvoeren biedt het stelsel wel de mogelijkheid voor specifieke regelingen. Dit is beschreven in de artikelsgewijze toelichting bij artikel 1.37.

Verder wordt opgemerkt dat eenvoudige handelingen, zoals het vervangen van batterijen, die niet leiden tot een risico op koolmonoxidevergiftiging niet onder het stelsel vallen. In de memorie van toelichting (paragraaf 2.3) bij het wetsvoorstel zijn in dit verband nog genoemd het inschakelen van het toestel na een stroomstoring, het gebruiken van de aan/uitknop of het resetten van het toestel.

Met betrekking tot de opmerking dat de verkoop van gasverbrandingstoestellen aan particulieren en niet-erkende installateurs zou moeten worden verboden wordt het volgende opgemerkt. Een dergelijk verbod belemmert de mogelijkheid om een toestel te kopen en een gecertificeerd bedrijf in te huren om dit toestel te plaatsen. Deze belemmering is niet redelijk en gaat ook verder dan nodig is om het beoogde doel, dat gasverbrandingsinstallaties zodanig worden geplaatst en onderhouden dat deze veilig kunnen worden gebruikt, te bereiken.

Voor wat betreft de opmerking dat het stelsel te laat komt, omdat Nederland toch al van het gas afgaat, wordt opgemerkt dat uitfasering van het gas in Nederland voorzien is in de periode tot 2050. Tot die tijd zullen er nog veel gasverbrandingsinstallaties in woningen en gebouwen zijn en blijft certificering van de daaraan verbonden werkzaamheden dus van groot belang.

Voor wat betreft de opmerking over het nationaal actieplan is van belang dat volgens dit plan van beroepsreglementering onder meer sprake is wanneer bij of krachtens de wet normen worden gesteld aan de uitoefening van werkzaamheden. Een vorm hiervan zijn gereserveerde activiteiten. In dit geval zijn dat de werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties die onder de reikwijdte van het stelsel vallen; deze mogen alleen worden uitgevoerd als de beoefenaar aan bepaalde eisen voldoet. Omdat hier sprake is van beroepsreglementering in de zin van het actieplan, is verwezen naar de normen hiervan.

Over de vraag naar de bedoeling van artikel 1.35, zevende lid, onder c, (thans artikel 1.36, negende lid) wordt opgemerkt dat het bepalen van de vergoeding die door de CBI gerekend wordt bij de aanvraag van een certificaat primair een marktaangelegenheid is. Het betreft immers de private handeling van het verlenen van een dienst van een bedrijf aan een ander bedrijf. Voornoemde bepaling is niettemin in het wijzigingsbesluit (Stb. 2020, 348) opgenomen voor het geval de gevraagde vergoedingen door CBI’s dusdanig hoog worden bepaald dat de goede werking van het certificeringsstelsel wordt geschaad.

Ten aanzien van de vraag bij wie de verantwoordelijkheid ligt om een overzicht bij te houden van medewerkers van de certificaathouders die gekwalificeerd zijn, wordt opgemerkt dat deze verantwoordelijkheid ligt bij de gecertificeerde instelling. Op basis van de certificatieschema’s zal deze verplicht zijn een dergelijk overzicht bij te houden. Wel dient, zoals ook beschreven in paragraaf 2.4.2 van de toelichting, de CBI regelmatig te controleren of de gecertificeerde instelling zich aan deze administratieve plicht houdt.

Over de vraag hoe om te gaan met aanvullende eisen van certificatieschema’s die vallen buiten de aanwijzing in het kader van dit stelsel, wordt het volgende opgemerkt. Elk schema dat minimaal voldoet aan de eisen gesteld bij en krachtens dit wijzigingsbesluit komt voor aanwijzing in aanmerking, ook als het schema nog aanvullende eisen bevat die niet op dit wijzigingsbesluit gebaseerd zijn. Een certificaathouder dient voor het behalen of behouden van het certificaat aan alle eisen uit het schema te voldoen, dus ook eventuele aanvullende eisen. De sanctie voor het niet voldoen aan de aanvullende eisen zal moeten worden vastgelegd in het certificatieschema. Indien een certificaathouder voldoet aan de eisen van het schema die gebaseerd zijn op dit wijzigingsbesluit, maar niet aan de aanvullende eisen, kan diens certificaat dus – indien het betrokken certificatieschema dat als sanctie voorschrijft – worden ingetrokken.

Met betrekking tot het verzoek van NEN met betrekking tot normen en richtlijnen wordt opgemerkt dat hier in de ministeriële regeling aandacht aan zal worden besteed.

Uw gekozen filters:

Type

Gebruiksfuncties