3. De verbetering van brand- en vluchtveiligheid van gebouwen
3.1Aanleiding
Naar aanleiding van verschillende incidenten en de toenemende vergrijzing en extramuralisering 4 van de zorg heeft de brand- en vluchtveiligheid van ouderen en minder zelfredzamen in diverse kamerbrieven en overleggen met de Tweede Kamer de aandacht gekregen. Hier is gezocht naar de mogelijkheden om met wettelijke instrumenten verbeteringen in de praktijk te kunnen gaan aanbrengen. Op basis van het onderzoek gedaan door Arcadis 5 naar aanleiding van de Tweede Kamer motie Ronnes en Krol 6 concludeerden het ministerie van BZK en belangenpartijen dat het introduceren van een woonfunctie specifiek voor seniorencomplexen in de bouwregelgeving niet zinvol was. In plaats daarvan is ervoor gekozen de mogelijkheid tot het stellen van aanvullende eisen in alle woongebouwen nader te onderzoeken. In de brief van de minister van BZK van 3 september 2019 is vervolgens aangegeven dat de eisen die gesteld worden aan woongebouwen op onderdelen generiek zullen worden aangescherpt om zo de vluchtmogelijkheden voor verminderd zelfredzamen (waaronder veel ouderen), te verbeteren. 7 Er is nader onderzoek gedaan om uit te wijzen welke maatregelen ter verbetering van de brand- en vluchtveiligheid effectief zijn. In opdracht van BZK heeft TNO dit onderzoek uitgevoerd. 8Naast de maatregelen die in het bovengenoemde rapport van Arcadis zijn genoemd (loopafstanden, rooksluizen, gebruik lift bij brand) is op advies van het Overlegplatform bouwregelgeving waar mogelijk ook gekeken naar de bestaande bouw omdat het stellen van nadere bouwkundige eisen voor nieuwbouw, niet direct leidt tot een verbetering in de bestaande woningvoorraad.
4 De extramularisering van de zorg is het streven om buiten de muren van een intramurale instelling gelijkwaardige zorg te bieden, bijvoorbeeld in de eigen woning.
5 https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/bouwregelgeving/documenten/rapporten/2019/08/27/onderzoek-brandveiligheid-seniorencomplexen.
6 Kamerstukken II 2017/18, 32847, nr. 351
7 Kamerstukken II, 2018-2019, 28352, nr. 201
8 https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2020/02/20/beoordeling-aanvullende-brandveiligheidsmaatregelen-in-seniorencomplexen-op-basis-van-een-risicobenadering.
3.2Inhoudelijke wijzigingen
Mede op basis van bovenstaande onderzoeken worden wijzigingen doorgevoerd van diverse eisen aan nieuwbouw, verbouw en bestaande bouw. Benadrukt wordt dat dit een eerste stap is ter verbetering van brand- en vluchtveiligheid van gebouwen. Binnenkort volgt nog een onderzoeksrapport van het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) naar de verspreiding van rook in woongebouwen. Ook brengt de Adviescommissie toepassing en gelijkwaardigheid bouwvoorschriften (ATGB) een advies uit naar aanleiding van de brand in de Grenfell Tower in Londen. Dit rapport en advies kunnen mogelijk leiden tot een verdere aanpassing van de brandveiligheidsregelgeving van woongebouwen. Wat betreft de wijzigingen die met voorliggend wijzigingsbesluit worden doorgevoerd gaat het bij nieuwbouw om bouwkundige eisen die een betere bescherming van liften tegen brand en rook beogen waardoor de kans wordt vergroot dat de liften gebruikt kunnen worden bij brand door verminderd zelfredzamen. Uit het TNO-rapport volgt dat een lift helpt bij het zelf kunnen vluchten uit een woongebouw door verminderd zelfredzamen die geen gebruik kunnen maken van de trap. Dit geeft invulling aan het principe achter de bouwregelgeving dat bewoners zoveel mogelijk zelf in staat moeten zijn te kunnen vluchten en dat alleen in uitzonderlijke gevallen hulp van de brandweer daarbij nodig is. Een brand in een woongebouw zal in het algemeen plaatsvinden in een woning en de nieuwe bouwkundige eisen zorgen dat een dergelijke brand niet een directe bedreiging is voor een verderop gelegen lift. Geregeld wordt dat de lift voldoende beschermd is bij brand, de elektrische voorziening van de lift geheel brandwerend gescheiden is van andere ruimten en dat er een voorportaal is dat de lift beschermd tegen het binnendringen van rook en ook bescherming geeft aan personen die wachten op de lift. De eisen gaan gelden voor woongebouwen met een toegankelijkheidssector die verplicht een lift moeten hebben. Het overgrote deel van de aanpassingen betreffen alleen het Bbl.
Op verzoek van diverse leden van het overlegplatform bouwregelgeving, waaronder de brandweer, wordt de eis dat woningtoegangsdeuren in nieuwe woongebouwen zelfsluitend moeten zijn, aangepast. Verplicht wordt dat met zogenaamde vrijloopdrangers kan worden volstaan. Reguliere deurdrangers zijn belemmerend in het dagelijkse gebruik en worden daardoor in de praktijk vaak onklaar gemaakt door gebruikers.
De reeds in het Bbl opgenomen eisen voor zelfsluitende en rookwerende woningtoegangsdeuren zullen volgens het TNO-onderzoek ook voor bestaande gebouwen grote positieve effecten kunnen hebben. Daarom worden deze eisen ook van toepassing verklaard bij verbouw en transformatie (functiewijziging). De huidige regels gaan uit van het rechtens verkregen niveau respectievelijk het niveau bestaande bouw waardoor er bij verbouw vaak geen verplichting is de bestaande situatie naar een veiliger niveau te brengen.
Tenslotte wordt de aanwezigheid van een rookmelder op iedere bouwlaag (iedere verdieping inclusief de begane grond) in de bestaande bouw verplicht gesteld in woningen. De verplichting geldt voor bouwlagen met een verblijfsruimte of met een besloten ruimte waardoor een vluchtroute voert tussen de uitgang van een verblijfsruimte en de uitgang van de woonfunctie. Rookmelders redden levens. Daarom zijn rookmelders sinds 2003 verplicht voor nieuwbouwwoningen. Brandweer Nederland heeft in 2015 gepleit voor het verplichten van rookmelders, ook bij bestaande woningen 9. In een TNO-onderzoek 10 uit 2019 wordt op basis van risicoanalyses ingeschat dat met rookmelders in alle woningen het aantal dodelijke slachtoffers met 13 kan worden teruggebracht. Om gebouweigenaren voldoende tijd te geven deze maatregelen in alle bestaande woningen door te voeren, zal deze verplichting pas per 1 juli 2022 daadwerkelijk ingaan. Deze overgangstermijn is ingevoerd om gebouweigenaren de tijd te geven te voldoen aan het moeten beschikken over één of meer rookmelders. Ook worden hiermee problemen voorkomen bij de levering en beschikbaarheid van rookmelders bij leveranciers. Opgemerkt wordt dat uit artikel 3.3 in combinatie met artikel 2.6 van het Bbl volgt dat deze eis in de bestaande bouw zich zowel tot de eigenaar van het gebouw richt, als degene die uit anderen hoofde bevoegd is tot het treffen van voorzieningen aan dat bouwwerk, bijvoorbeeld de huurder of gebruiker. Op het moment van het betrekken van een nieuwe woning door een huurder, is het een verplichting van de verhuurder om ervoor te zorgen dat de rookmelders aanwezig zijn. De huurder kan echter worden aangesproken op het vervangen van de batterijen. Privaatrechtelijk kunnen er afspraken gemaakt worden tussen huurder en verhuurder over het vervangen van de batterijen.
9 Rapport Rembrand; brandveiligheid is een coproductie – Veiligheidsberaad – mei 2015 (bijlage bij Kamerstuk 29 517, nr. 105)
10 TNO 2019 R10794 Onderzoek aanpassing NEN 2555:2008.
3.3 Reparaties aan brandveiligheidsvoorschriften
In het voorliggende besluit worden daarnaast een aantal bestaande brandveiligheidsvoorschriften verduidelijkt of redactioneel verbeterd:
- De eisen voor portiekwoningen, waarbij een enkele vluchtroute is toegestaan, zijn verduidelijkt. Gebleken is dat de bouwregelgeving nu (onbedoeld) portiekflats toestaat die afwijken van de klassieke portiekflats die zijn beoogd.11 Het gaat bijvoorbeeld om een portiekflat met een onderliggende parkeergarage die direct uitkomt op de enkele vluchtroute of een portiekflat waarbij de onderste woningen een tweede vluchtroute hebben. Voor die situaties was de mogelijkheid van het volstaan met een enkele vluchtroute niet bedoeld, en met de correctie in dit besluit is dat voortaan niet meer mogelijk.
- Ook wordt een redactionele wijziging doorgevoerd in de brandveiligheidsvoorschriften met betrekking tot de rookdoorgangseisen. De rookdoorgangseisen Sa en S200 in het Bbl hebben betrekking op de gehele scheidingsconstructie tussen verschillende ruimten. De bepalingsmethode voor deze eis is de NEN 6075. In deze NEN 6075 worden, in aansluiting op de Europese productregelgeving, de aanduidingen Sa en S200 gebruikt voor de rookweerstand van afzonderlijke constructie-onderdelen. Voor de rookdoorgang van de gehele scheidingsconstructies gebruikt de NEN 6075 de aanduidingen Ra en R200. In een aantal artikelen was “Sa” en “S200” opgenomen, terwijl de rookdoorgang van de gehele scheidingsconstructies bedoeld is. Daarom worden in die artikelen “Sa” en “S200” vervangen door “Ra” en “R200”. Deze onjuist kwam alleen in het Bbl voor. Ook in het Bouwbesluit 2012 zijn deze grootheden bij deze wijziging ingevoerd.
11 Zie adviezen 1706 en 1801 van de Adviescommissie Toepassing en Gelijkwaardigheid Bouwvoorschriften (ATGB), https://www.atgb.nl/.