Bouwbesluit Online 2012


11. Afstemming met belanghebbende partijen

11.1JTC en OPB

De voorgenomen wijzigingen in dit besluit betrokken op uitsluitend het BBL zijn voorgelegd aan de Juridisch-Technische Commissie (JTC) en vervolgens het Overlegplatform Bouwregelgeving (OPB). Een grote diversiteit aan partijen neemt deel aan deze beide overlegplatforms: de ontwerpende, toeleverende en uitvoerende bouw, vertegenwoordigers van de gebruikers en eigenaren van gebouwen en andere belangenorganisaties. In de JTC is het concept op juridisch-technisch niveau ter beoordeling voorgelegd, waarna de voorgenomen wijzigingen op bestuurlijke niveau besproken zijn in de OPB. Het OPB heeft positief geadviseerd over de diverse wijzigingen. Meerdere partijen adviseren de wijzigingen rond het onderwerp brandveiligheid nu zeker door te voeren, maar ook in de toekomst te blijven bezien of nader onderzoek nog verdergaande maatregelen rechtvaardigt. Op verzoek van met name de brandweer is de bestaande eis rond de zelfsluitendheid van deuren aangepast om duidelijk te maken dat hiervoor een vrijloopdranger gebruikt mag worden. Na advies van het OPB is besloten om bij het onderwerp toegankelijkheid de eis dat er een toegankelijke weg tussen de toegang tot het gebouw en de openbare weg moet zijn, uitgebreid tot alle gebouwen die door deze wijzigingen een toegangsdrempel van maximaal 20 mm mogen hebben. Ook op advies van het OPB blijft de bestaande uitzondering voor woningen gebouwd in particulier opdrachtgeverschap voor deze eisen gelden, om de ontwerpvrijheid in die gevallen niet te beperken.

11.2 MKB-toets

Op 27 november 2019 heeft een MKB-toets plaatsgevonden over onder meer de in deze wijziging opgenomen voorstellen betrokken op het bbl waarvan de verwachting was dat die op enige manier een impact zouden kunnen hebben op MKB’ers (veiligheidscoördinator directe omgeving, milieuprestatie-eis, brandveiligheidseisen en de toegankelijkheidseisen). Voor deze bijeenkomst waren MKB’ers uitgenodigd via diverse brancheorganisaties. Naar aanleiding van deze toets is met name de toelichting op de wijzigingen verder uitgebreid. Zo is bijvoorbeeld naar aanleiding van vragen van een medewerker van een bouwbedrijf de toelichting over de veiligheidscoördinator directe omgeving aangevuld om te verduidelijken dat de taken van de veiligheidscoördinator directe omgeving ook uitgevoerd mogen worden door de V&G-coördinator. Daarnaast is naar aanleiding van vragen en opmerkingen van diverse aanwezigen in de toelichting opgenomen hoe en wanneer er afspraken met derden (zoals de gemeente) gemaakt kunnen worden in het veiligheidsplan en hoe naleving van deze afspraken moet lopen.

Ten aanzien van de milieuprestatie-eis hebben de deelnemers aandachtspunten meegegeven die betrokken zullen worden bij de toekomstige ontwikkeling van deze eis, zoals de samenloop met het onderwerp brandveiligheid en de effecten van de eis op de energieprestatie van een gebouw. Naar aanleiding van vragen van verhuurders is de toelichting op onderdelen aangevuld om duidelijkheid te geven over verdeling van verantwoordelijkheden tussen verhuurders en huurders.

Ten slotte is toegezegd de inwerkingtreding van de wijzigingen op onderdelen met specifieke informatievoorziening gepaard te laten gaan. Bijvoorbeeld door bij de coördinator veiligheid gemeenten van informatie hierover te voorzien om een uniforme uitleg te stimuleren; bedrijven die in meerdere gemeenten opereren zijn hierbij gebaat en zo kunnen discussies over de uitleg van de risicomatrix en de coördinator voorkomen worden.

11.3Adviescollege toetsing regeldruk (ATR)

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft op 24 februari 2020 het onderhavige besluit, zonder de wijzigingen van het Bouwbesluit 2012, ter toetsing aan het ATR voorgelegd. Het ATR heeft hierop geadviseerd het besluit niet in te dienen, tenzij met de volgende adviespunten rekening is gehouden:

  • Gebruik liften bij brand Het college adviseert in de toelichting op te nemen wat de (kwantitatieve) bijdrage is van een brandwerende lift op het vergroten van brand- en vluchtveiligheid.
  • Risicomatrix en veiligheidscoördinator Het college adviseert om in het besluit inzichtelijk te maken of (aansluiting bij bestaande) vormen van zelfregulering zijn overwogen en waarom daar niet voor is gekozen.
  • Milieuprestatie Het college adviseert in de toelichting nader in te gaan in hoeverre is voorzien om verschillende eisen op het gebied van energie en milieu te integreren in één methodiek en dit element te betrekken bij de aangekondigde toekomstige aanscherpingen van de MPG-eis.
  • Brandveiligheid- rookmelders Het college adviseert om in het besluit op te nemen hoe een juiste plaatsing en gebruik van rookmelders in de praktijk wordt geborgd om schijnveiligheid te voorkomen en de effectiviteit van de maatregel te vergroten. Het college adviseert om in het besluit aan te geven hoe handhaving van de maatregelen inzake rookmelders plaats zal vinden. Het college adviseert om de totale regeldrukeffecten van alle maatregelen in de toelichting bij het voorstel op te nemen. Het college adviseert om regeldrukeffecten voortvloeiend uit gemeentelijke handhaving van de verplichtingen omtrent rookmelders in beeld te brengen conform Rijksbrede methodiek. Het advies van de ATR is zo veel mogelijk in de nota van toelichting verwerkt. Zie hieronder per onderwerp een toelichting hierop.
  • Gebruik liften bij brand Het college adviseert in de toelichting op te nemen wat de (kwantitatieve) bijdrage is van een brandwerende lift op het vergroten van brand- en vluchtveiligheid. Er is geen goede kwantitatieve analyse mogelijk door het ontbreken van landelijke registraties over branden, de benodigde hulpverlening en gezondheidsschade. Feitelijk is er alleen informatie beschikbaar waarmee men de reductie van het aantal dodelijke slachtoffers kan berekenen. Dit is gedaan door TNO 25 en hierbij wordt geconstateerd dat het gebruik van de lift slechts beperkte positieve effecten heeft voor de reductie van het aantal dodelijke slachtoffers. TNO geeft daarnaast echter aan dat om het feitelijk ontruimen ook voor verminderd zelfredzamen mogelijk te maken er wel een reden is om het gebruik van een lift bij brand dwingend voor te schrijven. Dit is gebaseerd op een kwalitatieve overweging. De huidige eisen in de bouwregelgeving gaan er vanuit dat bewoners zoveel mogelijk zelf in staat moeten zijn te kunnen vluchten en dat alleen in uitzonderlijke gevallen hulp van de brandweer daarbij nodig is. Dit principe achter de bouwregelgeving gaat bij woongebouwen waarin door de vergrijzing en extramuralisering steeds meer minder zelfredzame mensen wonen, steeds vaker niet op. Hierdoor ontstaat de situatie dat in de toekomst vaker een grote en dure brandweerinzet nodig is en dat bewoners bij het vluchten eerder gezondheidsschade oplopen door bijvoorbeeld het inademen van rook of psychische klachten door een niet snelle ontruiming. Deze nadelen kunnen worden bestreden door het inzetten van liften bij brand.

    25 https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2020/02/20/beoordeling-aanvullende-brandveiligheidsmaatregelen-in-seniorencomplexen-op-basis-van-een-risicobenadering.

  • Risicomatrix en veiligheidscoördinator Met het publiekrechtelijk verankeren van de veiligheidscoördinator is gevolg gegeven aan de toezegging aan de Tweede Kamer. Het Instituut voor Bouwrecht (IBR) 26 heeft onderzocht of via de algemene voorwaarden in de UAV’s (Uniforme Algemene voorwaarden) één partij contractueel verantwoordelijk is te maken, zoals de OvV in haar advies voorstelt. Bouwende partijen hebben aangegeven dat algemene voorwaarden waarover partijen kunnen onderhandelen, veiligheid niet als onderwerp zouden moeten hebben. Aannemers en opdrachtgevers zouden niet moeten concurreren op het gebied van veiligheid (level playing field). Naar andere mogelijkheden van zelfregulering of aan te sluiten bij bestaande vormen hiervan, zoals bijvoorbeeld certificering door middel van VCA (Veiligheid, gezondheid en milieu Checklist Aannemers) is verder geen onderzoek gedaan, nu een publiekrechtelijke verankering gewenst is.

    26 IBR, Omgevingsveiligheid en de DNR 2011, de UAV 2012 en de UAV-GC 2005, 12 juli 2018.

  • Samenhang en integraliteit MPG met BENG- en brandveiligheidseisen Het ATR adviseert in de toelichting nader in te gaan in hoeverre is voorzien om verschillende eisen op het gebied van energie en milieu te integreren in één methodiek en dit element te betrekken bij de aangekondigde toekomstige aanscherpingen van de MPG-eis. Een integratie van beide methodieken is niet mogelijk uit hoofde van Europees beleid. Voor de berekening van de energieprestatie enerzijds en de milieuprestatie anderzijds zijn op Europees niveau verschillende bepalingsmethoden ontwikkeld. Nederland kiest er voor om in beide gevallen de nationale bepalingsmethoden te baseren op de Europese bepalingsmethoden. De reden hiervoor is dat Nederland van mening is dat voor zowel energiebeleid als beleid voor de milieueffecten van bouwwerken een Europese aanpak de beste aanpak is. Ontwerp- en rekeninstrumenten voor de praktijk zouden wel ondersteuning kunnen bieden aan een geïntegreerde benadering.
  • Brandveiligheid- rookmelders Ten aanzien van de handhaving en de effectiviteit van de maatregel is de toelichting aangevuld, zie hiervoor met name paragraaf 9 van dit deel van de algemene toelichting. Om de effectiviteit van de maatregel en het juist gebruik van rookmelders te bevorderen zal naast deze wijziging ook flankerend beleid worden ingezet in de vorm van voorlichting en monitoring. Ten aanzien van de bestuurlijke kosten van de handhaving van deze verplichting is in de toelichting aangegeven op welke manier dit wordt beoogd als onderdeel van alle overige eisen bestaande bouw waarvoor de gemeente een handhavende taak heeft. De gemeente heeft beleidsvrijheid hoe zij haar handhavende taak vormgeeft, ook in dit specifieke geval. Er kan daarom niets gezegd worden over de bestuurlijke lasten van deze maatregel. De verwachting is dat deze wijziging door middel van voorlichting grotendeels zonder actief toezicht en handhaving door gebouweigenaren zal worden opgevolgd. Het is aan gemeenten om aanvullend hierop zelf te bepalen of en op welke wijze haar handhavingsinstrumentarium zal worden ingezet. Zoals aangegeven in hoofdstuk 9 bij deze toelichting zullen de effecten van de invoering van deze verplichting in de praktijk gevolgd gaan worden door het uitvoeren van een terugkerende steekproef. Daarbij zal ook expliciet naar de gevolgen bij gemeenten gekeken worden. In navolging van het adviespunt om een overzicht van de totale regeldrukeffecten van alle maatregelen in de toelichting op te nemen, zijn in paragraaf 8.1 de totale kosten voor burgers en bedrijven opgenomen.

11.4Bestuurlijke en internetconsultatie

Op 22 februari 2020 is het ontwerpbesluit, waarin geen wijzigingen van het Bouwbesluit 2012 waren opgenomen, voor consultatie op www.internetconsultatie.nl gepubliceerd waarbij eenieder de gelegenheid is geboden te reageren. In totaal zijn er 31 reacties binnen gekomen op de internetconsultatie. De adviezen en reacties uit de consultatie hebben op een aantal punten geleid tot aanpassing van het ontwerpbesluit en de nota van toelichting. Op de belangrijkste punten wordt hierna ingegaan.

Tegelijkertijd is het ontwerpbesluit zonder de wijzigingen van het Bouwbesluit 2012 in het kader van de Code interbestuurlijke verhoudingen voorgelegd aan de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) voor inspraak. De inbreng van de VNG heeft geleid tot aanvullingen op de toelichting bij het onderwerp veiligheidscoördinator directe omgeving om de effectiviteit van deze wijziging nader te onderbouwen. VNG heeft zorgen kenbaar gemaakt over de effecten op de gemeentelijke handhavingskosten van de wijzigingen rond rookmelders. Mede naar aanleiding hiervan is in hoofdstuk 9 nader ingegaan op toezicht en handhaving van de voorliggende wijzigingen, met name de verplichting tot het aanbrengen van rookmelders in bestaande woningen.

11.4.1 Veiligheidscoördinator directe omgeving

Valt buiten het bestek van de wijziging van het Bouwbesluit 2012.

11.4.2 Brandveiligheid

Vastgoed Belang wijst op het moment dat de nieuwe eis gaat gelden (1 juli 2022) en geeft aan: hoe kunnen verhuurders met zittende huurders op dat moment voldoen aan deze wettelijke verplichting? Zij kunnen huurders toch niet dwingen de rookmelders op te hangen of op te laten hangen door de verhuurder? Aedes sluit zich in haar consultatiereactie aan bij deze vragen. De nieuwe wettelijke verplichting gaat op 1 juli 2022 gelden voor de normadressaat van hoofdstuk 3 van het Bbl, opgenomen in artikel 3.3 van het Bbl: de eigenaar van het bouwwerk of degene die uit anderen hoofde bevoegd is tot het treffen van voorzieningen aan dat bouwwerk. De eis richt zich in een verhuursituatie tot de verhuurder (eigenaar) en de huurder (die uit anderen hoofde bevoegd is tot het treffen van voorzieningen aan dat bouwwerk). In de overgangsperiode tot 1 juli 2022 kunnen verhuurders in overleg treden met hun huurders hoe zij aan deze gedeelde verantwoordelijkheid gaan voldoen. Als de verhuurder kan laten zien dat hij geprobeerd heeft aan de wettelijke verplichtingen te voldoen door initiatief te hebben genomen om de vereiste rookmelders te installeren, maar dit niet heeft kunnen doen omdat de huurder niet meewerkt, zal het bevoegd gezag bij eventuele handhaving in redelijkheid de verhuurder niet kunnen aanspreken, maar zich tot de huurder richten.

In lopende huurovereenkomsten zal op 1 juli 2022 niet in alle gevallen zijn voorzien in een afspraak over het controleren van rookmelders en het zo nodig vervangen van batterijen van rookmelders. Het ligt op grond van de gedeelde verantwoordelijkheid voor eigenaren en gebruikers in de bestaande bouw en de zorgplicht in artikel 2.6 van het Bbl in de rede dat in die gevallen de huurder, als gebruiker van de woning, de rookmelders periodiek controleert en de batterijen vervangt. Voor huurovereenkomsten die worden afgesloten na 1 juli 2022 geldt dat afspraken kunnen worden gemaakt over de onderhoudsverplichtingen. Daarom wordt geen gevolg gegeven aan de suggestie om het vervangen van batterijen en defecte rookmelders op te nemen in het Besluit kleine herstellingen. Deze verplichtingen in de bouwregelgeving zijn gericht aan de normadressaat in artikel 3.3, en zijn in een verhuursituatie een gedeelde verantwoordelijkheid van de verhuurder en de huurder.

In de periode na een huuropzegging en voordat een nieuwe huurder de woning betrekt, dient de verhuurder als eigenaar ervoor te zorgen dat de vereiste rookmelders aanwezig zijn, en gecontroleerd op werkende batterijen.

Diverse partijen en de VNG hebben vragen gesteld over de handhaving van de verplichting voor rookmelders in de bestaande bouw. Paragraaf 9 van dit deel van dit deel van deze toelichting is naar aanleiding hiervan aangevuld.

Een aantal partijen heeft gevraagd om ten aanzien van vrijloop deurdrangers striktere regelgeving op te nemen over de wijze van aansturing van de drangers en borging dat deze blijven werken. Deze suggestie is niet overgenomen om de markt de ruimte te geven zelf met oplossingen te komen die voldoen aan de prestatie-eisen en aan de zorgplicht.

Een partij heeft vragen gesteld over het gebruik van liften bij brand en de rol van het voorportaal. De eis voor het voorportaal is daarop aangepast alsmede de artikelsgewijze toelichting

11.4.3 Aanscherping minimum hoogte van afscheidingen op bouwwerken geen gebouw zijnde voor langzaam verkeer

De Fietsersbond is verheugd dat het initiatief van deze en andere organisaties om iets aan de eisen voor afscheidingen te doen op deze wijze is opgepakt. Bij de voorgestelde hoogte van 130 cm pleit de Fietsersbond voor een kleine verhoging tot 132 cm, in lijn met de eigen eerdere analyse. Daarnaast wordt aandacht gevraagd voor bestaande bruggen die niet onder deze aanscherping vallen, maar waar in gevallen wel knelpunten kunnen bestaan. Uit voorbereidend onderzoek gedaan in opdracht van het ministerie blijkt dat met de waarde van 130 cm in ieder geval op zeker gespeeld wordt, volgens de onderzoekers zou een iets lagere waarde ook kunnen volstaan. 27 Op basis hiervan is besloten in de regelgeving aan te sluiten bij de bestaande richtlijn van het CROW (bij voorkeur 130 cm) en hier geen nieuwe licht afwijkende norm aan toe te voegen. Ten aanzien van het tweede punt geldt dat bij verbouw van de leuning wel de hogere eis van 130 cm gaat gelden, ook de bestaande voorraad zal dus op de lange termijn geleidelijk aangepast gaan worden. Daarnaast staat de bouwregelgeving met minimumeisen sowieso nooit in de weg aan het in gevallen hanteren van nog strengere waardes. Aangezien de bouwwerken (in de regel bruggen) in opdracht van professionele partijen worden gebouwd en beheerd, mag verwacht worden dat de veiligheid van gebruikers ook de aandacht krijgt bij bestaande bruggen. Daarnaast gaat van deze wijziging in het algemeen al een signaalwerking uit richting deze partijen om ook goed naar bestaande situaties te kijken.

27 https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2019/05/08/fietsleuningen-op-bruggen, p. 8.

11.4.4 Toegankelijkheid

Tijdens de consultatie is een enkele reactie ontvangen met betrekking tot de plaatsing van de trapmarkering. Er is gekozen om hier de richtlijnen te volgen zoals deze zijn weergegeven in het boek “Zicht op ruimte”. Een andere reactie wees op het betrekken van meer gebruikersfuncties voor publiek toegankelijke gebouwen. Hier heeft de wetgever als uitgangspunt genomen dat de gebruikersfuncties die nu toegankelijk moeten zijn door de afmeting van het gebouw nu ook toegankelijk moeten zijn ongeacht de afmeting. Hier wordt als voorbeeld de kleinere restaurants en cafés genoemd. Er is niet gekozen om dit verder uit te breiden. Met betrekking tot het dubbelzijdig plaatsen van leuningen wordt opgemerkt dat de ontwerper van het gebouw hier rekening mee dient te houden tijdens het ontwerpproces.

11.4.5 Milieuprestatie-eis

Verschillende partijen hebben gereageerd op de strengere milieuprestatie-eis voor nieuwe woningen. In de toelichting op het voorstel in paragraaf 6 is nader op deze punten in gegaan.

Uw gekozen filters:

Type

Gebruiksfuncties